Moeten we nu vaststellen dat de wet hetzelfde is als de zonde? Absoluut niet. Ik ben me echter pas door de wet bewust geworden van de zonde. Ik zou immers niet weten wat begeerte was als de wet niet zei:
‘Zet uw zinnen niet op wat van een ander is.’ Maar de zonde heeft van het gebod gebruik gemaakt om begeerten in mij op te wekken, want zonder de wet is de zonde krachteloos. Eens leefde ik zonder de wet, maar door de komst van het gebod kwam de zonde tot leven en daardoor stierf ik. Het gebod, dat tot leven had moeten leiden, bleek juist tot mijn dood te leiden. De zonde heeft gebruik gemaakt van het gebod:
ze heeft mij misleid en mij door het gebod gedood. Kortom, de wet zelf is heilig en de geboden zijn heilig, rechtvaardig en goed.